As in de mond

Het vierde gedicht van de dichter des vaderlands heet ‘As in de mond’ en is een aanspreking tot de staat Israël. Het klaagt de zionistische terreur aan tegen de Palestijnse bevolking, van 1948 tot nu, en het misbruik door de Israëlische regering van het joodse geloof en de herinnering aan de jodenvervolging om de kolonisering en racistische behandeling van de Palestijnen goed te praten.

As in de mond

tot de staat Israël

 

Ja, jij, Israël,

 

bent nu eenmaal beter. Het staat geschreven
in Het Boek. Het spreekt uit je blik
als je hen naderen ziet: in fanatieke kleren,
stoffig, hun pasje klaar in de hand.

 

Je kijkt naar hen als een schepper van water
in een wereld van zand. Zij wonen toevallig,
zonder belofte, kunnen weggerakeld
als dorre bladeren. Dit is jouw land.

 

Je hebt geleerd de angst voor vervolging
levend te houden zonder angst, arrogant
als de man die zijn vijand zelf heeft gekozen.
Je slaat hem neer. Je bent bedreigd,

 

de schuld die uitstaat geeft iedere bulldozer,
iedere tank het recht op veiligheid
zonder grenzen. Je ogen zagen de tempel
verwoesten, de straatstenen onder de hoeven

 

der kruisridders bloeden. Je bent tweeduizend
jaar oud, was erbij in Treblinka, Schirmeck
en Dachau. Al heb je hun water gestolen,
hun kinderen beschoten, hen achter prikkeldraad

 

opgesloten, je bent nu eenmaal Gods volk,
uitverkoren op precies deze grond.
Wie onder je bossen, je wegen, je steden
het oude dorp nog hoort schreeuwen,

 

krijgt as in de mond.