De pen en het truweel

Begin november werd Charles Ducal in Leuven als dichter des vaderlands uitgenodigd om het gedicht ‘Faalangst’ voor te lezen als introductie van de voorstelling van het boek Het onderwijsdebat van Ides Nicaise, Bram Spruyt, Dimokritos Kavadias en Mieke van Houtte. Een boek dat iedereen zou moeten lezen, omdat het duidelijk maakt waarom  ons onderwijs aan een diepgaande hervorming toe is. Het verhaal van Charles Ducal illustreert perfect het pleidooi in het boek om van een segregerend onderwijs af te stappen en te evolueren naar een veelzijdige basisvorming voor iedereen.

FAALANGST

 

Alsof hij bramen voor de jampot plukt

trekt september de kinderen van de zomer.

 

Onder de school wordt het vuur aangelegd.

Van gloeiende mannen- en vrouwenhoofden,

in lange winters gekloofd en gedroogd,

vonken de cijfers en letters weg.

 

Een meetlat roert in een reuzenschedel

en voegt om het uur een pond krijtstof toe.

Gedachten die aan de rand blijven kleven

worden geduldig verwijderd, het doel

 

van de les is een plek in de voorraadschuur

longen en tongen, die goed doorkookt

en gezwollen te koop zullen zijn op de markt.

Juni schudt de zeef: wie er door valt

 

belandt in schuif B. Boven de hoofden

hangt aan de muur een oog

dat onderscheidt, nooit knippert of lonkt,

enkel kijkt. Een oog als een strop.

 

De kinderen letten goed op.

 

 

Charles Ducal, 6e gedicht van de Dichter des Vaderlands


 

‘Vous plaisantez, monsieur?’

 

Op 10 mei leverde het Institut Technique Libre van Ath in Henegouwen, een ongewoon beeld, dat de volgende dagen en weken vrij wat aandacht zou krijgen in de  Franstalige media. Veertien laatstejaars van het beroeps, bouwvakkers in opleiding, zaten in hun atelier aan een lange tafel, omringd door ruim honderd belangstellenden, een dichtbundel te signeren. Hun dichtbundel.

 

Begin vorig schooljaar steekt in de les van Olivier Planckaert, leraar Frans, een leerling zijn vinger op. “Mijnheer, dit is ons laatste jaar. Kunnen we niet samen iets maken dat blijft, dat een spoor van ons achterlaat?” Dezelfde vraag, een jaar eerder, heeft de school een kapel opgeleverd, maar nog meer bouwkunst ziet de directie niet zitten. De leraar, in zijn privé-leven verslingerd aan poëzie, stelt hen voor een dichtbundel te maken. Hallo? Wij, leerlingen van de Bouw, een dichtbundel? Vous plaisantez, monsieur? Dat kunnen wij niet, dat is niks voor ons.

 

Waarop de leraar hen begint te vertellen over een rebelse jongen van hun leeftijd, niet ver daarvandaan, in Charleville-Mézières, wereldberoemd geworden met gedichten: Arthur Rimbaud. Dat wekt hun belangstelling. De klas gaat op uitstap naar de geboorteplaats van Rimbaud en maakt er kennis met een Ardeense dichter, Gilles Simon, die hen door de stad en het leven van de dichter gidst. Het kost enig overtuigingswerk, maar uiteindelijk zijn alle veertien jonge bouwvakkers gewonnen voor het idee: Rimbaud lezen en dan zelf een gedichtenbundel maken.

 

Ze stichten een genootschap, ‘Les Maçons de Sable’, en engageren zich ieder twee gedichten te leveren voor het boek. Ze kopen Rimbaud, lezen en analyseren gedichten van hem in de klas. Gilles Simon komt twee keer helemaal van Orleans, waar hij woont, om hun proefteksten met hen te bespreken. Hij geeft tips, adviseert hier en daar formele veranderingen, maar levert zelf geen idee, geen woord. Af en toe slaat de wanhoop toe, wordt papier verscheurd en gevloekt, dreigt iemand af te haken. Maar mijnheer Planckaert herinnert hen aan hun engagement, vecht hun ontmoediging weg en niemand verlaat de boot. Tien maanden later ligt de bundel er. De aanvankelijke titel ‘La Bétonnière poétique’ is gewijzigd in ‘Transparence… notre maison de vers’, er zijn sponsors gevonden en er wordt gedacht aan een presentatie voor pers en publiek.

 

Dangerous minds

 

Toen ik in januari van dit jaar, nog voor mijn officiële aanstelling, een uitgebreide brief kreeg van Olivier Planckaert, waarin hij de dichter des vaderlands vroeg aanwezig te zijn op de presentatie van een dichtbundel van zijn leerlingen, dacht ik even in een filmscenario te zitten. Michelle Pfeiffer stond in de deur. In 2010 pleitte  ik in mijn gedichtendagessay, Alle poëzie dateert van vandaag, voor een degelijke leestraining in poëzie in de klas. Tijdens de daaraan gekoppelde lezingenreeks op lerarendagen en aan universiteiten stuitte ik vaak op scepsis. Gorter en Claus in het algemeen onderwijs: ok, maar niet in het beroeps. Geen interesse, onvoldoende bagage, boven hun niveau. Aangezien ik mijn hele leraarscarrière in het ASO heb gestaan, kon ik niet antwoorden met concrete ervaring, mompelde wat over geloof in de leerling en een efficiënte aanpak en verwees naar Dangerous Minds. In die film speelt Michelle Pfeiffer de rol van een lerares in een achterbuurtschool in Californië. Via de gedichten van Dylan Thomas (‘Do not go gentle into that good night’) slaagt ze erin totaal ongeïnteresseerde leerlingen wakker te schudden voor de meerwaarde van poëzie in hun leven. Een verwijzing die natuurlijk niemand overtuigde: een film is het leven niet, mijnheer Ducal. In de brief van Olivier Planckaert ging de deur tussen film en werkelijkheid ineens open.

 

Eind april ging ik de eerste keer naar Ath om kennis te maken met de leraar en de leden van ‘Les Maçons de Sable’. In een café bij het station, waar hij me kwam afhalen, gaf Olivier me de bundel. Ik las de eerste twee gedichten, zat tegenover iemand die ik nooit had ontmoet, alleen gemaild en een keertje getelefoneerd, maar kon mijn ontroering niet verbergen. Onder mijn ogen lag het prachtige resultaat van een dubbel geloof: in de leerling en in de poëzie. Veertien dagen later stond ik opnieuw in hun atelier om een laudatio uit te spreken als dichter des vaderlands.

 

Maar deze toekomstige bouwvakkers en hun leraar verdienen meer dan een laudatio van vijf minuten. Er spreekt uit de bundel geen nieuwe Rimbaud, natuurlijk niet. Maar het is poëzie. Het is niet vanzelfsprekend voor deze jongeren te spreken over hun liefde voor een jonge vrouw, hun verdriet bij het verlies van een vader, een broer,  hun chaotisch verleden, hun dromen en angsten. De poëzie geeft hen de kans. Zij schrijven erover in een eenvoudige en vaak pakkende taal. Zo lang bewerkt en geslepen dat duidelijk wordt wat Rimbaud, de leraar en de coach de jonge dichters hebben geleerd: dat de essentie van poëzie de formulering is, het gedicht een bouwwerk, de pen een truweel.

 


 

Belle demoiselle (Niko)

 

Hier par une belle nuit bleue,

Elle m’est apparue,

J’ai directement remarqué ses yeux,

De beaux calots!

Mais des sourcils tellement fournis,

Qu’ on aurait dit…

Frida Kahlo!

Après une nano seconde de réflexion,

J’ai décidé de faire de cette nana la connaissance!

Elle accepta ma discussion,

C’est vraiment beau…

La confiance!

 

 

 Une âme révoltée (Jonathan)

 

Je suis rempli de haine,

Encerclé,

Enchaîné,

Le coeur ligoté.

Mon âme est corrompue,

Pourtant j’ai survécu

Et j’ai gardé la marque

De cet enfer.

Je ne peux rien y faire,

Je suis détruit par toute cette rage,

Au fond de moi

Que je ne peux extraire.

Peu sont de vrais amis,

Et les autres me considèrent…

Comme un chien!

Telle est la vie

On n’y peut rien!

 


 

Een daad van bewustwording.

 

Deze bundel is dat, een daad van bewustwording. Door hun gedichten, opgehangen aan citaten van Rimbaud, revolteren deze leerlingen tegen diepgewortelde vooroordelen en geven zij ieder die verantwoordelijkheid draagt voor het aanbod in het onderwijs een belangrijke boodschap. Dat het niet klopt dat hun geest te weinig ontwikkeld is om gevoelig te zijn voor meer dan de laatste game, de laatste tv-sensatie of de laatste muzikale hit. Dat Rimbaud en alle grote dichters er ook zijn voor hen, als kapstok of spiegel om hun eigen gedachten- en gevoelsleven aan op te hangen en te voeden. Dat het een schande is op school alleen dat aspect zorgvuldig  te ontwikkelen dat dienen moet voor hun plaats op de arbeidsmarkt en hun intellectuele en culturele ontwikkeling te beperken tot een minipakket. Men kan in de bundel lezen hoe trots deze jongens zijn op hun talent met het truweel. Zoals een van hen, Cyril, het treffend uitdrukt: ‘Comme chaque journée à l’atelier/Nous bâtissons des cathédrales./Pour apprendre ce si beau métier. /C’est sûr./Nous sommes des hommes habités!’ Maar door het truweel af en toe opzij te leggen voor de pen of het klavier zeggen zij ook: wij zijn complete mensen, wij willen als dusdanig worden gevoed en opgevoed.

 

Dangerous minds. In een onderwijs dat voortdurend selecteert en kinderen weg delibereert naar minder ontwikkelingskansen is het project van deze moedige leraar en zijn veertien leerlingen een bemoedigende daad van verzet. Verzet tegen een systeem dat een bovenste lade kent met recht op een verfijnde intellectuele ontwikkeling en een rijke culturele bagage, maar ook vervreemd van de wereld van de productie en de arbeid, en een onderste lade voor gedegen vakkennis, maar met een schraal aanbod op andere vlakken. Het is het onderwijs dat geen alzijdige ontwikkeling biedt en geen complete mensen vormt. Het is het onderwijs dat de maatschappelijke ongelijkheid in ontwikkelingskansen bevestigt en versterkt, zoals recent onderzoek heeft aangetoond. Alsof in een democratie historische kennis, politiek inzicht en culturele interesse een luxe zijn en geen noodzaak, een voorrecht en geen recht.

 

De veertien toekomstige bouwvakkers zijn geen uitzondering. Zij tonen de kenmerken van wel meer eindklassen in het beroeps. Niemand op leeftijd, vaak moeilijke thuissituaties op sociaal en financieel vlak, de nodige tuchtproblemen. Dit poëtisch avontuur verdient daarom bewondering, maar geen verwondering. Een dichtbundel van toekomstige metselaars: het lijkt ongelooflijk. Maar het is het niet. Het is doodnormaal. Het talent om deze gedichten te schrijven was altijd al aanwezig.

Onaangeroerd. Het vroeg slechts een man die de deur opende, een leraar voor de klas die, geholpen door een goede coach, de wil en de moed had dit talent te bevrijden vanonder de korst van vooroordelen in hun en zovele hoofden en het het licht te geven dat het verdient.

 

Charles Ducal