Het eerste gedicht van Els Moors als Dichter des Vaderlands
Naar aanleiding van “De Ronde van België”
1.
onze steden liggen in de regen als de as valt
zij wonen in de storm als een schallende lach
op deze hoek van de straat zetten we het huis neer
is het een open-splitsen van de muren
onze buurman onze vriend
vergiftigde de hond met het kwikzilver van eikels
bezit evenwaardig aan de waardigheid van de bezitter
de bomen in ons landschap blijven doof voor alle onredelijke eisen
groen in de lente als de sproei van jonge dieren
staan zij in een koolzaadveld geel als een overtreding
onze geschiedenis is een georchestreerde registratie van de uit
onhebbelijkheden geboren chaos
van belangrijke en minder belangrijke personen
de uitbuiting van het vrije licht
in de ogen van onvrije mensen
de ritmische noodzaak van onze liederen
uit de vezels van het papier geperst
2.
in huizen zoals de onze worden de stammentwisten
achterwaarts uitgevochten
om een terril te beklimmen volstaat het om
1. de ogen te sluiten en 2. zich het ontstaan van een heuvel te herinneren
wij wensen onze stad dieren op graffiti-muren die geluk brengen aan onze
bewoners die in tenten slapen
de zoon van een politieagent die waakt over het aantal minuten dat je stil
kunt staan zonder dat er sprake is van een samenscholing
onze stad is een savanne
en zo wandelt de ene generatie telkens opnieuw weg van de andere
huizen en fabrieken kunnen niet worden afgebroken
geld stroomt net als water aan de achterdeur naar buiten
het is een komen en gaan van nieuwkomers die zich voor elkaar verbergen
er is altijd iemand thuis op een plek waar hij of zij niet kan worden
gevonden
3.
in onze huizen duurt de schemering
als we de sluier oplichten verdwijnen we in de melancholie van het licht
uit onze landen ver weg
we vallen tussen de plooien van de tijd
terwijl onze kinderen in plukken van deur tot deur
worden opgehaald door een onzichtbare rattenvanger
na schooltijd in het nabij gelegen bos
door een exhibitionist worden begluurd
op een hoopje op straat naar de enige televisie staan te kijken
door het raam van de buurvrouw
verzilveren onze model immigranten de ramen
door er kloskant voor te hangen
in onze steden van kruisingen en kruispunten
doorklieft onze zon alle tijd – en ruimteassen
de overgang van de ene plaats naar de andere
is niet ingewikkelder
dan het leggen van een brug over de sporen
op voorwaarde dat we met de twee kanten
van onze vreemde gezichten het licht weten op te vangen
4.
wij wonen in huizen die zich uitstrekken als badkuipen alles heeft
betekenis en is onderdeel van een verhaal
terwijl vader en moeder de laatsten zijn die door het huis dwarrelen
staat onze zoon als een trotse Kazach van bordkarton tegen de muur
de bloemen bloeien ’s nachts als meisjes door de ramen
alles is op ooghoogte of er net onder
we hebben een engel die zich over ons heen buigt
een vrouw die zegt ik zal je tonen hoe onze vrouwen sterven
zullen we de brug verplaatsen?
zo vertaald lijkt onze schelde op een slak
terwijl onze dichters moeilijke grimassen trekken
kweken onze vrachtwagenchauffeurs aardappelen op de tarmac
we sturen foto’s van de vlinders
op de motorkap naar het thuisfront
5.
als we zijn opgehouden met ijsberen wonen we in schepen
als in Siberië op grote verwarmingsketels
andere manieren waarop we ons weten warm te houden
twee verwarmingselementen aan de voor en achterkant van moeders rok
vader en moeder lopen naar elkaar toe, gaan voor de kachel staan, tillen
hun kleren op en tonen elkaar hun blote onderlijven
onze kapitein blijft boven en kijkt teleurgesteld naar de schapen
hij is niet in staat om in die volgorde -te houden van -te doden -op te eten
onze matrozen zingen tot aan het ochtendgloren
op kleine bromfietsen rijden ze verkeerdelijk een heuvel op
waarna het voorwiel van hun voertuig
eenzaam in de lucht blijft draaien
op de grond gevallen kijken ze naar de sterren
denkend aan de volgende fles bier in de koelkast
onze schilders vertrekken van een idee en geven zich daarna
gewillig over aan de eisen van de zwaartekracht
slib van modder te onderscheiden
schepen op te tillen met behulp van liften
6.
je wil weten waar we wonen
we wonen in op aan en over de Meuse
je wil weten waar we zwemmen
we zwemmen op de heuvels met onze vrienden
er was een tijd dat we er ons nog niet voor schaamden
dat we arm waren
er stonden drie soorten confituur op tafel
pruim aalbes en rabarber alle zelfgemaakt
vader was een stem
die uit al onze boeken sprak
7.
aan onze voeten ligt het water
en aan de voeten van het water ligt de spoorweg
en aan de voeten van de spoorweg ligt de kerncentrale
en aan de voeten van de kerncentrale ligt het papier in grote stapels te
wachten
tot het zal worden opgehaald
plots lijkt het ons noodzakelijk om het moment te bepalen
waarop een paardebloem zich transformeert
tot een bol pluisjes
is er sprake van een tussenfase
we hebben allemaal de gave
om ons te verzamelen
onze kinderen houden zich rechtop
maar dat is geen reden tot vrolijkheid
zij moeten zich schuilhouden in de volgende bocht
en laten te pas en te onpas hun tanden zien
’s ochtends en ’s avonds spelen we enkele akkoorden op een
gammele gitaar
we maken duidelijk dat we er zijn
én dat we bezig zijn om te verdwijnen
8.
we zijn overal geweest
en we hebben besloten dat we nergens anders kunnen blijven
hier steken we onze wortels in de grond
ja we willen blijven
zoals de papavers rood en bloederig en lichtzinnig en vol van uitvluchten
zoals de visser die het aas jarenlang in de mond bewaart
onze jeugd laaft zich in het vierkant aan het vierkant en aan het bier
in een kom melk
onaangeroerd is het woord waarnaar we blijven verlangen
we bemiddelen tussen het dal
en hoe er aan te ontsnappen
onwetend over de grenzen
van ons dromerige rijk