Vijfde gedicht van Els Moors als Dichter des Vaderlands

Tijdens haar schrijfresidentie in het Zoniënwoud afgelopen zomer, schreef Els Moors gedichten met het bos als primaire inspiratiebron. Deze titelloze reeks werd samen met het kortverhaal Ruisbrousse, waar het licht gehoord werd van Dirk Elst en het project van Horizon+ gebundeld in de gelegenheidsuitgave Ruisbrousse. Een handleiding voor het Zoniënwoud.

 

 

mateloos diep

en bovenmate hoog

en lang en breed

 

ik voel mezelf

als dolend in de wijdte

van de wind

 

teruggeblazen

naar een begin

niets vindend

 

wat niet al

elders tot leven

wilde komen

 

versplinterd door

een zuiver licht

blind

 

ben ik

beeldloos

rustend

 

in alles wat ondeelbaar

door de wereld

stroomt

 

De ening die de geestelijke mens met god ervaart, openbaart zich aan de geest als zijnde zonder grond, dat is: mateloos diep en boven mate hoog en lang en breed. In die openbaring wordt de geest gewaar, dat hij aan zichzelf door minne ontzonken is in de diepte, onstegen in de hoogte, ontgaan in de lengte: hij voelt zich dan als dolend in de wijdte: het is als was hij wonend in de onbekende bekendheid, als was hij door het gevoel van deze ening aan zichzelf ontvloten in de eenheid, en door alle sterven heen, verzonken in het levende leven van God.

 

p.35 uit ‘Vanden blinckenden steen’, of Het mystieke zoonschap. Oorspronkelijke tekst met iuxta-vertaling in modern Nederlands

Jan van Ruusbroec: Ruusbroec Hertaald (9 delen)
ed. Lannoo, Tielt / Bussum, 1976-1981
vert. dr. Lod. Moereels S.J.

 

 

Hieronder lees je het vervolg van de gedichten. De volledige publicatie Ruisbrousse. Een handleiding voor het Zoniënwoud vind je hier terug. Het luisterspel van Dirk Elst en Els Moors kan je hier integraal beluisteren. De Engelse versie van het boekje lees je hier.

 

terwijl ik wandelde

verplaatste ik mijn stap

ik liep in mij en met mij

liep mijn lichaam voort

 

en alles wat ik wist of zei

was voorbereid om

in dit zijn van mij

te zijn

 

de zon schonk licht

in cirkels op de grond

en de schaduwen van bladeren

weefden er wakende patronen bij

 

klaarwakker droomde ik

mijn kindertijd zolang ik mijn stap

voor kon blijven zou ik de eerste zijn

van mij die aan zou komen

 

pas toen ik moe geworden

mij vergat ontdekte ik de kracht

de breekbaarheid van dat wat zich

zonder mij

 

had voortbewogen

 


 

de zon in is de zon gaan staan

de maan staat in de maan

en elke stuiterende ster wist als de bezem

van een heks de sporen uit de bedden

 

waar ik onwetend slapen ga

 

de wereld slaat een stroeve droeve maat

en vlucht voor wat haar stokken doet

toont geeuwend haar eeuwenoude mond

hongerig naar wat ons verslinden moet

 

nog is het niet te laat! dezelfde wind

die woedend door de bomen zingt

waait de duizelende vlinder vrij

stookt in het vuur van eenzaamheid

 

mijn eigen trage vleugelslag

zodat ik aan zijn zijde blijf


 

hoor hoe een vermoeide

merel zingt

hoe tussen broze bomen

’t geluid van donderend

metaal weerklinkt

wat weerloos is

is dat wat trilt

op de snaren van

het eerste instrument

ik weet niet wat het is

maar al mijn wildste dromen

worden op die ene melodie

 

getemd

 


 

ik zoek een stilte die traag is

complex als de woonzone

van waterhoen reiger

vis en eend en aan een

oever de laatste kleuren

die ’s avonds tussen de

schaduwen ontvlammen

 

het zomerse paars en

geel van de hoogste

bloemen het giftige rood

van de uitgebloeide

aronskelk her en der

langs het pad gestrooid

 

geen mens die hier

wat te zoeken heeft

kon ik mijn sporen

maar onhoren

kon ik dit wachten

verzachten

 

kon ik niet zien

wat ik schrijf

 


 

aan de wilde wateren van de carwash

staat de danser van het vege teken

met een mond vol geeuwhonger

te wachten

 

op de oerknal

 

als een stervende schildpad

het luchtruim doorklieft

vliegt een vlinder in milde wind

op tranen gestookt

 

licht alles wat bleek is

de witte hielen

tevergeefs de door een man

gescandeerde vrijheid

 

van een koerende duif

de stropers van honing

aan de lippen

van verwilderde bloemen

 

met volle wangen

wuift eerstdaags

de winst

 

de grote papiervanger

gooit de zon naar de zon

de maan naar de maan

 

en de laatste mens

naar de laatste

stuiterende ster


 

Met dank aan de Nationale Loterij en haar Spelers.
Met de steun van het Culturele Samenwerkingsakkoord tussen de Vlaamse en Franstalige Gemeenschap.