Achtste Gedicht des Vaderlands van Carl Norac
NATIONALE ROUW
Wat betekent een schouder die uit woorden bestaat
als de wereld op haar grondvesten schudt
of als mensen, meegesleurd door de stroom,
veranderen in bundels stro?
Een kind ziet op het water
een ree drijven, speelgoed, een auto.
Daarna een vrouw die boven haar hoofd,
een zak zwaait als dagboek van een leven.
Zij die de kazernes hebben opgedoekt,
die tot de zandzakken toe hebben weggedaan,
vanwege de wetten van de markt,
vanwege andere, lucratievere zandlopers,
betuigen hun medeleven,
dissen hun fabeltjes op,
met een brandschone knoop in hun zakdoek.
Ze kennen het liedje nog
dat vorig jaar opklonk toen de zon doldraaide.
Ja, nu haasten ze zich om in elke lade te kijken,
om woorden te vinden die beschutten
tegen gefluisterde daden, met de hand op het hart
en hun elleboog stevig geplant op het bloedend dossier.
Ach, hoe vreemd is het en hoe wreed
het woord uit te spreken dat, in de liefde,
vaak al bij de eerste blik vlam vat
en dat nu schalt als
enig leidmotief van het excuus:
onvoorspelbaar.
Carl Norac
Vertaling: Katelijne De Vuyst
Met dank aan het Cultureel Samenwerkingsakkoord tussen de Franse en de Vlaamse Gemeenschap.