• Nieuws

Zevende Gedicht des Vaderlands van Carl Norac

VOOR DE FAMILIE ABOU HATAB

(VAN WIE U DE NAAM NIET KENT)

 

In het Al-Shati-vluchtelingenkamp was het Suikerfeest aan de gang.
Ondanks het vuur op alle lippen trokken ze hun mooiste kleren aan.
Acht kinderen, twee vrouwen.
Niets vermoedend kleedden ze zich aan om als gezin dood te gaan.
Geen tijd om de schuilkelder te bereiken.
Die ochtend wilden hun handen in honing vervloeien.
Vergeet niet dat achter het raam rook kan verschijnen,
samen met een fluitend geluid, en teken iets in de wasem
van de thee of snij langzaam het witte vlees aan,
met een glanzend mes als enig wapen.

Read More

Zesde Gedicht des Vaderlands van Carl Norac

STILL STANDING

 

Hij stapt uit de propvolle trein,

verlaat het mierennest van mensen

die zich naar zee reppen om de dijk

te vullen met hun adem, met papieren bloemen

en om er hun wonden te likken,

Hij loopt naar het theater

en gaat binnen in de lege zaal.

Read More

Vijfde gedicht des Vaderlands van Carl Norac

Tabula rasa

Het jaar kwam eraan geslopen en wij
moeten het met onze adem bekleden.
Tabula rasa maken, zei je.
Maar zie, we gooiden januari al
als een valse belofte overboord,
een weinig brood in de lucht gezaaid
dat de blik van een verborgen vogel vormt.
In een rij lopen we altijd richting verwarring.
Toch betreden we
die gedwarsboomde wegen
met een restje onwrikbaar vuur
in onze kaartenhuizen,
onze zandkastelen, onze hartstochten,
onze dierbare samizdats, onze voornemens.
Om onze overvolle dromen te vervullen,
blijft het, op deze ochtend in februari,
ons pad begaan:
het dralende woordje hoop.
Hoop zonder beven, blinken of moeten.
Hoe ver kunnen we hem,
uit alle macht, ons huis binnenduwen?
We leggen hem op een tafel,
daarna op het amper omgeslagen blad.
Met dat woord als embleem
kunnen we alvast, ver van
de gangbare smoelen, twee lippen
onthullen waar het gedicht binnen kan glippen.

Carl Norac
Vertaling: Katelijne De Vuyst

Credo (voor M.D.) – Sylvie Marie

De heer M.D werd geboren te Doornik op 24 november 1933 en overleed te Sint-Denijs-Westrem op 19 januari 2021. Een hartelijke man die heel erg hield van gezelschap en een glas, maar ook graag zijn eigen weg ging. Als contremaître was hij vroeger werkzaam in een textielbedrijf waar hij verantwoordelijk was voor de kleuringen van stoffen. Het maakte hem heel gevoelig voor combinaties en texturen. Donker paste niet in zijn garderobe. M. was zijn leven lang nieuwsgierig en toegewijd.

 

credo

 

 

Voor M. D.

 

 

als je nu eens de ramen opent, kijkt of iets

of iemand binnenwaait, je aan bloemen ruikt

een glas vult, de radio aanzet, klinkt

op de dageraad, niet klaagt, dankbaar bent

je niet laat commanderen

 

en als je nu eens vindt dat het niet is

omdat je maar van stof bent en tot stof terugkeert

dat je je niet in de beste stof mag hullen, je zulke

geoefende vingertoppen hebt, dat ze van textuur

kunnen proeven, zulke ogen dat ze in kleuren

en patronen verhalen horen

 

als je nu eens zo wel doet – ça doit être parfait,

pas moins que parfait – en niet omziet

maar tegelijkertijd verwonderd blijft

nieuwsgierig, ja, je niet laat commanderen

 

en als je dan gaat glunderen, met kinderen

je niet door vooroordelen laat hinderen, de fiets neemt

de auto laat, wijn walst, je neus volgt, arm

in arm met haar de ruwe randen van Ierse

kliffen afwandelt, de woeste winden van de Highlands

opzoekt, kortom, land betreedt

dat zich niet laat commanderen

 

als je dan, als zij gestorven is, een trage buiging voor

haar maakt, waar je jaren over doet, zo langzaam dat je

naar de grond toe groeit en dat het wel duidelijk is

dat zij het was die je overeind hield, maar

dat je zelfs zo nog grappen maakt, fier knipoogt,

complimenteert, stil maar oplettend geeft en geeft en geeft

zonder dat je je daarvoor ooit liet commanderen, dan

heb je goed geleefd

 

 

Sylvie Marie

Een woordenwisseling (voor A.D.C.) – Maarten Inghels

Meneer A.D.C. werd geboren te Gent op 18 juli 1936 en overleed op 1 december 2020 te Antwerpen. Hij is gedurende zijn leven vaak van beroep veranderd en was onder andere chocolatier, kok, beeldhouwer en aannemer. Hij was een groot verteller die over alles wel iets wist. Hij hield van zijn vrijheid. 

 

EEN WOORDENWISSELING

 

Je begon met vader, moeder en een naam voor het monster

 

Onder je bed. Je zocht je weg in de taal van A tot Z en verdwaalde

 

Dan in een eigen verhaal vol vloekwoorden, liefkozingen, stopwoorden.

 

Een soldaat leerde je Freiheit zeggen dat klonk als het fluiten

 

Van een bom. Van sommige zinnen wist je nooit chocolade te maken

 

Maar meestal had je je mond vol van de naakte wereld. Liefde

 

Kent de moeilijkste woordenwisseling, weten we, verdriet

 

Onhoorbare. Er zijn woorden die je inslikt en een leven lang

 

Voor jezelf houdt. Voor de dood hier landde, had je altijd

 

Het laatste woord, voor het leven dat op je lippen brandde.

 

 

Maarten Inghels

Voor A.V. – Max Greyson

Mijnheer A.V. werd geboren in Merksem op 7 februari 1931 en overleed in Brasschaat op 21 november 2020.

 

Hij was een man vol vreugde, hij leefde voor menselijk contact, familie en natuur.

 

 

voor A.V.

 

Geen man is een eiland

jij mens van mensen

wandelt door de natuur

speeltuin van je geest

gidst ons op het stille landschap

langs al wie je kent, wie je bent

 

Je hebt je nooit verstopt

smokkelde steeds het amusement

tussen je woorden mee, nipte de foliekes

guitig uit een borrelglaasje

at een speculaasje tegen het niezen

met een kodakske in je hand

 

Nu nog grijp je ons vast, ontwikkelt ons

door je blik en legt ons zacht

naast elkaar in je fotoalbums

vouwt ons open als een herinnering

aan het licht dat door de bladeren komt

en landt op je trotse gezicht

 

Max Greyson

Vierde Gedicht des Vaderlands van Carl Norac

Nu de presidentsverkiezingen hot topic zijn in de Verenigde Staten en ver daarbuiten, besloot Dichter des Vaderlands Carl Norac om een ode aan Amerika te schrijven, zijn Amerika.

Ieder van ons heeft een idee van Amerika in zijn hoofd, gevuld met muziek, boeken, dromen,… Zo ook Carl Norac, die als tiener opgroeide met made in USA, Patti Smith, Walt Whitman, John Cassavetes… Zijn gedicht staat bol van herinneringen die hem dierbaar zijn.

 

O Captain ! My Captain !

 

Als tiener gingen we naar de Stock Américain

en kochten er een stukje eldorado.

Gewoon een ruwleren jack, geen goud,

of een bluejeans om de lucht uit te lachen

die hier lang voor de regen verkleurt.

We keerden uit Brussel terug, glimmend

in de boemeltrein, streken onze laarzen glad

en stonden klapwiekend op.

Daarna bracht Lou Reed me naar Berlijn,

Jack London naar de noordpool

en Patti Smith naar Charleville.

Een paar Shadows van Cassavetes gaven me zin

de camera van een cent te kopen waarmee

ik de andere waarheid van de wereld zou zeggen,

die al voor de deur stond, binnen adembereik.

Filmclub op school: op de poster

lazen we lachend It’s terrific!

Orson staarde ons aan als een Citizen Kane

die na de aftiteling wellicht

zou verdwijnen – niet dus.

Braafjes leerden we over de Revolutie,

erfenis van de verlichting, onze ideeën liepen rood

aan bij het bier, raakten hun schuchterheid kwijt,

of ze baden op witte graven.

We doodden onze zondagen op de weg

maar ver raakten we niet,

easy riders op crazy bikes

of weiland- en brandnetellopers,

die maiskolven jatten,

maar altijd het hoge woord, zoals Kerouac.

Ik weet nog dat Grassprietjes

van Walt Whitman als een fijn refrein

in mijn mouwen zaten gevouwen.

Vreemd hoe vannacht alles verkommert

onder een slecht verstelde vlag,

maar de schim van de dichter,

die zich tot Lincoln richtte, trekt voorbij,

daar in het land van de grote koorts,

dolend alsof hij stemmen wil tellen:

O Captain! My Captain!

En samen met hem fluister je zacht,

zonder commentaar, zonder zang:

O Captain! My Captain! zeg me,

waar gaat mijn Amerika naartoe?

 

Carl Norac          Nacht van 3 op 4 november 2020
Vertaling: Katelijne De Vuyst

De troost van Bach en Mozart – Willy Verhegghe

DE TROOST VAN BACH EN MOZART

in memoriam voor de Ninoofse Corona- slachtoffers

 

Onzichtbaar maar genadeloos trefzeker,

sluipend cobragif dat de longen lam legt en

plots venijnig opduikt uit het onschuldig niets:

de tirannieke tandem Corona-Covid 19, al maanden

nergens welkom maar wel wereldwijd aanwezig.

 

De lente en zomer van dit horrorjaar liggen

loom bedolven onder de uitgestorven hitte

van de voorbije zon, op begraafplaatsen

de verwelkte bloemen van het virusleed,

zij die eenzaam door de dood zijn weggemaaid.

 

Behoedzaam schrijf ik mijn warmste woorden

op de hemelse muziek van het Requiem van Mozart,

de troostende klanken van Bachs Mattheus Passie,

zuiverende zalf op de dagelijkse wonden

van allen die gekwetst achterblijven.

 

 

Willie Verhegghe

Stadsdichter van Ninove

oktober 2020

Bus naar nergens – Peter Theunynck

BUS NAAR NERGENS

 

De straat is donker en mijn hart.

Een late bus verlicht mijn blik:

een kleine schouwburg in de grote stad.

 

Mensen zitten er in spaarzaam licht.

Eenzame spelers wachtend

op een teken om te bewegen.

 

Hun grijze zwijgen vult de scène.

Ze kijken door mij heen.

Ze lijken bij zichzelf binnen te kijken.

 

Ik wacht in een bloedplas van licht

in dat korte ogenblik dat alles rood is

en de bus naar nergens rijdt.

 

Er staat iemand achterin, iemand die mij ziet,

die mij herkent of niet? Iemand die haast

onmerkbaar naar mij lacht. Iemand

 

die traag de arm opheft, een mooie oude tak

waarvan de bladeren zacht trillen in de wind.

Iemand die wil zeggen: wees niet bang,

 

er wordt op mij gerekend voor het eten,

maak je niet druk om mij, straks kom ik

thuis en zit ik in een zetel.

 

Het licht wordt groen. De bus vertrekt.

De nacht neemt iemand in de armen.

De straat is donker en mijn hart is licht.

 

 

Peter Theunynck

Kort – Peter Theunynck

KORT

 

Ik was nog lang niet met je klaar,
mijn puzzel was niet uitgelegd, kijk maar,
een handvol stukken zit nog in de doos,
er zijn nog zwarte gaten in de tafel.

 

Ik had zo graag je kinderen hun kinderen
zien klimmen in de boomhutten van ons,
de vensters van hun ogen in het donker,
de witte rupsjes van hun vingers.

 

Ik had nog willen zwemmen
in een vuurwerk van gekleurde vissen,
mijn trouwring willen vinden in de goot,
de eikels in de oorlogskoffie ruiken.

 

Nog een keer proeven van het sneeuwland
van mijn vader, de poedersuiker op de wafels,
de weerlicht van de ijsvogel, de trage slagen
van de ooievaar en hoe je lachte toen.

 

Had ik nog kunnen zeggen dat je handen
in mijn haar als zomernachten kwamen,
je stem de solemio deken van mijn winters was.
Het was te kort. Een andere keer misschien.

 

Peter Theunynck