Tweede gedicht des Vaderlands van Carl Norac

Als Dichter des Vaderlands is het zijn taak om te schrijven over wat er leeft in onze samenleving. En sinds een tijdje kan niemand meer om het Coronavirus heen, en de impact daarvan op ons dagelijks leven. Carl Norac greep dit moment aan om ons een poëtisch hart onder de riem te steken, met zijn tweede Gedicht des Vaderlands, getiteld: ‘Een aanstekelijke hoop’:

 

EEN AANSTEKELIJKE HOOP

 

Ik ben besmet met poëzie.

Ik heb misschien de hand geschud

van een zin die al vervloog

of van een onbekende vrouw die een ster had zitten in haar zak.

Ik zoende wellicht de lippen van een lot

dat me altijd de rug had toegekeerd.

Ik ben besmet met poëzie, met haar aanstekelijke hoop.

 

Ik strooide al een poosje ogenblikken voor me uit,

manifest symptoom dat zich heeft ontpopt als lied.

Ik zit niet in een vormelijke taal gevangen,

maar maak me meester van het vrije woord, ik besta, bied weerstand

en wantrouw wie het heeft over een dood land

vooral nu dat land zijn ogen op ons richt.

 

Ik word verhoord, of wat had je gedacht!

‘Moedertaal?’  De ademtocht.

‘Verblijfsvergunning?’ Het woord.

‘Waar hebt u het virus opgelopen?’ Achter uw spiegel.

‘Vreemdeling, wat bent u van plan?’

De wereld bestoken met woorden,

ook als de wereld er het zwijgen toe doet.

 

Ik ben besmet met poëzie.

Onder mijn vingers broeit een lichte koorts,

waarmee ik je graag aan wil steken,

zo, met liefkozende lippen.

 

Vertaling: Katelijne De Vuyst

Voor het Versoplis Festival of Hop (2020) las Norac het gedicht voor in koor, samen met tal van andere dichters:

Met dank aan het Cultureel Samenwerkingsakkoord tussen de Franse en de Vlaamse Gemeenschap.