• Nieuws

Brief zonder venster (voor A.K.) – Lieve Desmet

Mijnheer A.K. werd geboren op 24 mei 1939 en overleed in WZC Edouard Remy te Leuven op 2 april 2020 aan de ziekte COVID-19.

Er zijn noch familieleden, noch bekenden. Het betreft  een Eenzame Uitvaart.

De sociaal werkster en een verzorgende van WZC Rémy stonden mij te woord.

 

Brief zonder venster

 

Voor A.K

 

Toen was er nog een hond die kwispelde

net vóór mijn komst en aan de voordeur was er tijd.

’s Avonds boog men zich nog

om de pen in het hart te dopen.

 

Ik was de bode die onder zijn pet

fluitend de ronde uit zijn benen reed

op eigen spierkracht Kerst bracht

en van lief tot lief de zacht toegelikte brief.

 

Tot ik van dorp en liefde los

op een verdieping werd verzorgd. Gisteren was er nog

de laatste toegewijde hand – hoe hij in plastic weende

en ik boven het masker in twee glazen ogen keek – ze lieten me gaan

 

terug naar Assent.

Daar loopt straks nog wel een kat

bij nacht over de strooiweide, dan huis ik weer

in de bloesems en dwarrel neer in mijn vertrouwde straten.

 

Lieve Desmet

Als wij – Mark Butaye

Als wij nu de doden tellen

of beter nog de adem die verdween

in zieke lucht die achterbleef

 

jouw naam verzinkt

de bodem in

hoe zal ik dit beheersen

die groet tot halverwege

 

stond nooit aan onze deur

de zeis, een kleine of die grote

die niet de onze was

wel pijn deed maar verbleekte

en hoe dan ook op afstand bleef

 

Hoe zal ik nu dit leven denken

de liefde, die mij toch vervallen zal.

 

 

Mark Butaye 

 

 

Niemands vriend (voor R.V) – Alain Delmotte

De heer R.V. werd in 1933 geboren en stierf op woensdag 1 april in het stedelijk ziekenhuis te Wetteren waar hij vier dagen eerder dringend werd opgenomen. De heer R.V. had enkele jaren geleden een beroerte gekregen en kon niet meer spreken. Hij stierf in aanwezigheid van zijn zoon. Zijn kleindochter is longarts in het UZ Gent en aldaar samen met haar 6 collega-longartsen actief in de COVID COHORTE, waar ze op volle toeren draait. Haar grootvader heeft ze dus tot haar eigen droefheid niet zelf kunnen verzorgen.

 

NIEMANDS VRIEND

 

Voor R.V. (1933 – 2020)

 

1.

 

Je beschikte enkel over een ziekbed om er alleen in te moeten zijn.

 

Je had alleen jezelf om van iedereen afscheid te kunnen nemen – hoezeer je zoon ook aanwezig was.

 

Nog voor je laatste woorden er waren, was je al sprakeloos: je hield ze helemaal verzwegen. Daarom dat niemand ze hoorde: je had er al te weinig adem voor en de dood had haast.

 

Ja, de dood had haast. Het moest vlug. Hij had het druk: er werd die dag wel erg veel op hem beroep gedaan, die niemands vriend.

 

2.

 

Al de tijd die je kleindochter als dokter aan anderen gaf: met die tijd kon ze je niet helen, met die tijd moest ze anderen genezen.

 

Met haar longen op intensieve zorgen kon ze je niet aan adem helpen. Ze was in de weer met de wereld – die liet haar niet los, die hield haar voor zich.

 

Ze klom, ze klom zich onvermoeid, met moed naar anderen toe. Bereiken kon ze je niet meer.

 

3.

 

Er is geen tijd om te treuren. We hebben haast: de dood is ons anders te vlug af. Je werd een stip in een statistiek. Droefheid werd uitgesteld.

 

Waar je nu ook bent, je bent er niet langer.

 

We hadden je nog veel te zeggen, vooral wat niet te zeggen valt.

 

We hadden je nog willen horen: je laatste woorden die je niet sprak, die ons ontbreken, die we zullen missen –

 

op die zullen we hopen.

 

 

Alain Delmotte

 

wat je met armen aanvangen kan (voor J.V.) – Astrid Haerens

Mijnheer JV werd geboren op  27 september 1930 en overleed in WZC Westervier in Brugge op 3 april aan de ziekte COVID-19. J was een energieke man met een passie voor sport en een optimistisch, eindeloos dankbaar hart.

 

Voor JV

 

wat je met armen aanvangen kan

 

je glijdt in het water, helder als nieuwe ogen, een golf adem

waarin scherven licht zweven en om elkaar heen tuimelen

als jongens, zie je het strekken van vingers, de draagkracht

van schouders, het zich optrekkend lichaam één vloeiend stuk

 

dan weer hijs je je omhoog, hoger wil je, van tak naar kruin naar berg

hoe daarboven de zon door de bladeren in duizend stukken breekt

tot het ruisen doorheen je oren je hoofd in kringt, je steekt je hand uit

trekt je geliefden naar je toe, stuwt ze almaar hoger

tot je kan laten zien hoe de verte in stilte groet

 

als een molen sta je in de wind en wijs je een richting

het noorden ligt achter je, het zuiden voorop, kijk toch maar

verder dan je denkt, met armen als wakkere wieken draai je
om je heen, hoe je van oost naar west je kompas hervindt

 

je vingertoppen schenken aandacht als regen die de tuin doet bloeien

waar vrienden buitelen, nieuwe stemmen stilstaan

groeien; een hand op een schouder, je bouwt een bed

waarin een hoofd zich neerlegt en droomt
van dieren, voettochten, kermispret

 

hoe je zwaait naar iedereen die, en toen, en dan,

kort geleden nog vanachter het raam, tot halsoverkop

voor het laatst zwaai je naar ons, bleef je maar

zwaaien in deze brute lente, aldoor zwaaien,

tot om de bocht.

 

 

Astrid Haerens

 

Behalve jij – Charles Ducal

BEHALVE JIJ

 

 

Je dood is nieuws. Je ligt als sterfgeval

onder de velen, een moedeloos getal

waarin ik je verlies, een vreemde

taal waarin ik je moet delen.

 

Ik wil jou alleen. Grijp dit touw,

het reikt tot de bodem, grijp het

zodat ik je op kan trekken naar het licht.

Ik wil mijn hand op je ogen leggen:

 

kom, sta op, hier zijn je kleren,

je schoenen, trek ze aan, ik wil dat

je de hele weg van waar ik je verloor

tot waar ik je vond, teruggaat.

 

Iedere stap, ieder gebaar, iedere seconde

wil ik terug: je hand op de tafel, je roep

door het huis, je lach in mijn rug,

je spoor in mijn spoor op het laken.

 

Het kan niet, ik weet het, maar het moet.

 

En pas als de weg vrij is, laat ik je gaan.

Ik kijk je na. Je komt niemand tegen.

Zolang ik kijk is vandaag

geen mens overleden,

 

behalve jij.

 

 

Charles Ducal

Gedicht om niet alleen heen te gaan – Caroline Lamarche (vert. Katelijne De Vuyst)

 

Gedicht om niet alleen heen te gaan

 

Omringd word je geboren, maar een paar,
twee drie mensen volstaan
die je de weg helpen te vinden
naar het licht, de schreeuw.

 

Omringd ga je dood, maar een paar,
twee drie geliefden volstaan
die je de weg helpen te vinden
naar de stilte, de schemering.

 

Het is een abnormale tijd
waarin het vaarwel op het komen lijkt
maar waar geen plaats is voor liefdeblijken.

 

Het is een abnormaal seizoen
waarin de lente op de lente lijkt
maar waar geen bloem het bed, de kamer of het graf verfraait.

 

Zonder bloemen of gebaren ga je heen
in een wade van leegte en van lucht.

 

Alleen tere ontloken bloesems vieren je,
weerbarstig en één en al hoop.

 

Weldra komt de dag waarop ze, opgeschoten,
gered van bijtende kou
hun bloeiende gebaren
hun luchtige strelingen
hun zaad voor hierna verbinden met elkaar.

 

Weldra komt de dag waarop ze
vertellen over de tijd toen je elkaar
lief moest hebben zonder handen,
elkaar met je ogen aan moest raken.

 

Weldra komt de dag waarop ook wij
met onze armen als reikende takken
ons hart als zacht spinthout
onze handen als trillende blaadjes
elkaar aan zullen raken,
elkaar zullen omhelzen
met velen
bevend

 

eindelijk dicht om je heen.

 

Caroline Lamarche

Vertaling Katelijne De Vuyst

Lees hier het originele Franse gedicht.

Poem against lonely departures

 

We are born surrounded, not by many,
two or three people are enough
to help us on the journey
into the light and the cries.

 

We die surrounded, not by many,
two or three loved ones are enough
to help us on the journey
into the silence and the dark.

 

This is an unusual time
a time when farewell is like arrival
with no possibility of an embrace.

 

This is an unusual season
a season when spring is like spring
with no flowers for the bed, the room, the grave.

 

No flowers, no gestures, you leave
in a shroud of air and emptiness.

 

Only the softly unfolding buds,
stubborn and full of hope, celebrate you.

 

The day will come when, fully grown,
saved from the threat of cold,
they will open their flowery arms
caressed by the wind
spreading seeds for tomorrow.

 

The day will come when they will exchange
memories of the time when we
had to love without hands
and touch only with our eyes.

 

The day will come when we too
£with our arms like branches
our hearts like tender sapwood
our hands like trembling leaves
will touch,
will embrace
all of us together
quivering

 

at last gathered closely around you.

 

Caroline Lamarche

translated by Howard Curtis

Click here to read the original poem in French

 


Poesia per non andarsene soli

 

Si nasce in compagnia, di pochi,

due o tre persone bastano

per aiutarti lungo la strada

della luce, del grido.

 

Si muore in compagnia, di pochi,

due o tre cari bastano

per aiutarti lungo la strada

del silenzio, dell’ombra.

 

È un tempo anomalo, questo

con le partenze simili agli arrivi

nel divieto di un abbraccio.

 

È una stagione anomala, questa

con la primavera simile alla primavera

senza un fiore attorno al letto, nella camera, sulla tomba.

 

Senza fiori, senza gesti, te ne vai

in un lenzuolo d’aria e di vuoto.

 

Solo i germogli che si schiudono teneri

ti celebrano, caparbi e colmi di speranza.

 

Verrà il giorno in cui, cresciuti, scampati

alla minaccia del freddo

mescoleranno i loro gesti fioriti

le loro carezze di vento

i loro semi per il domani.

 

Verrà il giorno in cui si scambieranno

i ricordi del tempo in cui bisognava

amarsi senza mani

toccarsi con gli occhi.

 

Verrà il giorno in cui anche noi

con le braccia come rami

i cuori come un tenero alburno

le mani come foglie palpitanti

ci toccheremo,

ci abbracceremo

numerosi

frementi

 

stretti finalmente intorno a te.

 

 

Caroline Lamarche

traduzione di Stefania Ricciardi

 

 



“Yalnız ayrılmamak için şiir”

 

Doğarken etrafımız insan dolu, sonrasında az,

iki veya üç kişi yeterli

ışığa, çığlığa doğru

yol açmaya seninle.

 

Ölürken etrafımız insan dolu, sonrasında az,

iki veya üç yakının yeterli

sessizliğe, gölgeye doğru

yol açmaya seninle.

 

Olağanüstü bir zaman içindeyiz

veda ile varışın bir olduğu

sarılamadan.

 

Olağanüstü bir mevsimdeyiz

ilk baharın bahara benzediği

yatak, oda, mezarın çiçekle süslenemediği.

 

Çiçeksiz gösterisiz ayrılıyorsun

kefeninde hava ve boşluk.
Yalnızca şefkatle açılmış tomurcuklar

seni inat ve umutla kutluyorlar.

 

Gün gelecek soğuk tehdidinden

büyümüş kurtulmuş

çiçeklenmiş hareketlerini karıştıracaklar

rüzgar okşayacak

tohumlarını yarına.

 

Gün gelecek paylaşacaklar

birbirine dokunmadan

gözleriyle sevmeyi gerektiren

zamanların anılarını.

 

Gün gelecek biz de

kollarımız dal gibi

kalplerimiz yumuşamış diri odun gibi

ellerimiz titreşen yapraklar gibi

birbirimize dokunacağız

öpüşeceğiz

hepimiz

titreyeceğiz

sonunda senin etrafında sımsıkı.

 

vertaling: Canan Marasligil


Poema para no irse solo

 

Nacemos acompañados, aunque por pocos

dos o tres personas bastan

para ayudarnos en el viaje

hacia la luz, el grito.

 

Morimos acompañados, aunque por pocos

dos o tres allegados bastan

para ayudarnos en el viaje

hacia el silencio, la sombra.

 

Vivimos un tiempo de excepción

un tiempo en el que la despedida se parece a la llegada

sin que podamos abrazarnos.

 

Vivimos una época de excepción

una época en la que la primavera se parece a la primavera

sin adornar de flores la cama, el dormitorio, la tumba.

 

Sin flores, sin gestos, te vas

envuelto en una mortaja de aire y vacío.

 

Solo los brotes que se abren lentamente

te celebran, tercos y llenos de esperanza.

 

Llegará el día en que, ya crecidos, a salvo

de la amenaza del frío

mezclen sus gestos floridos

sus caricias de viento

sus semillas para el mañana.

 

Llegará el día en que intercambien

recuerdos del tiempo en que había

que amarse sin manos

tocarse con los ojos.

 

Llegará el día en que también nosotros

con nuestros brazos como ramas

nuestros corazones como la albura tierna

nuestras manos como hojas palpitantes

nos toquemos,

nos besemos

juntos

temblorosos

 

por fin reunidos en torno a ti.

 

 

Caroline Lamarche

Traducción Raquel Vicedo

 


« Poema para não ir sozinho »

 

Nasce-se acompanhado, mas pouco

duas ou três pessoas bastam

para ajudar a trilhar o caminho

para a luz, o grito.

 

Morre-se acompanhado, mas pouco

dois ou três próximos bastam

para ajudar a trilhar o caminho

para o silêncio, a sombra.

 

É um tempo excepcional

este, em que o adeus se parece com a chegada

sem nos podermos abraçar.

 

É um estação excepcional,

esta, onde a primavera se parece com a primavera

sem decorar com flores a cama, o quarto, o túmulo.

 

Sem flores, sem gestos, tu partes

uma mortalha de ar e vazio.

 

Só os rebentos docemente desdobrados

te celebram, teimosos e cheios de esperança.

 

Chegará o dia onde, crescidos, salvos

da ameaça do frio

misturarão os seus gestos floridos

as suas caricías do vento

as suas sementes para amanhã.

 

Chegará o dia onde trocarão

as suas memórias do tempo onde era preciso

amar-se sem mãos

tocar-se com os olhos.

 

Chegará o dia onde nós também

com nossos braços como ramos

nossos corações como um suave lenho

nossas mãos como folhas palpitantes

nos tocaremos,

nos beijaremos

muitos

palpitantes

 

finalmente abraçados a ti.

 

Traduction Pedro Chaves et Nathalie Clérin.

 

 

Ik leen je mijn adem – Peter Mangel Schots

Ik leen je mijn adem


Alles wat ik nog een laatste keer had willen doen
de met linnen beklede tak van je arm vastnemen
mijn vingers rond je twijgen vouwen
door klitten haar je kruin voelen
die de warmte nog even vasthoudt
als zandsteen op een zomeravond,
is mij ontnomen.

Witte werkmieren hebben je om en om gewenteld
ze brachten je opbollende wind en zonneschijn en
als ze hun liefde bundelden konden ze je dragen.
Maar hoe verlang ik naar het schuren
van hout op mijn schouder.

Nu alles stokt hoor ik de echo van je stem.
Voor je laatste woorden leen ik je mijn adem
zoals men een balpen leent aan een reiziger
die nog snel een ansichtkaart verstuurt
voor hij terugkeert naar huis.

 

Peter Mangel Schots

Een ster die sterft (voor B.V.) – Michaël Vandebril

Mijnheer B.V. geboren te Lommel op 3 januari 1940 en overleden te Pelt op 3 april 2020 aan de ziekte COVID-19+. Hij was een wijze man die hield van toneel, vertellen, tuinieren en op tijd en stond een warme knuffel.

 

 

EEN STER DIE STERFT

 

voor B.V.

 

je bent vertrokken van je heerlijke plekje grond

daar waar die molen stond

en je je allerliefste vond

je bent plots heengegaan – je eeuw

verwisseld met eeuwigheid

en toch ben je nog hier: je liefde

je lach en je verhalen

hebben ons aangeraakt – dieper

dan we denken

soms was je een tuin

waarin we konden oogsten

soms bleef je stil als een rots

waarop we konden bouwen

soms veranderde je in een bos

waarin we konden schuilen

soms klonk je warm als een mondharmonica

die onze vreugde vierde

soms zag jij meer dan wij zagen

konden we zien door jouw heldere ogen

en nu je bent vertrokken zullen we dat licht

in ons hart bewaren zoals een ster die sterft

hoog boven ons blijft stralen

 

 

Michaël Vandebril

 

 

Schilderij (voor S.V.) – Peter Theunynck

Mevrouw S.V. werd geboren op 20 juni 1943 en overleed in WZC Vincenthove in Roeselare op 28 maart 2020 aan de ziekte COVID-19. Ze was een graag geziene leerkracht en een geliefde moeder. Ze hield van tekenen en schilderen.

 

 

SCHILDERIJ

 

voor S.V.

 

Er was een zon van geel,

een zee van groen, een hemel blauw.

 

Er was een feest van licht, een kus

van tulpen en een bos van warme armen.

 

Je schilderde met alle kleuren van je hart

in de lokalen van je lach.

 

Daar paste niemand beter in dan wij.

Je belegde ons met bladgoud

 

en signeerde: zij die luistert.

We kaderden je in om voor altijd te blijven.

 

Maar dan begon de verf te schilderen met jou,

de kleuren werkten de penselen tegen.

 

Loodwit veroverde terrein,

het sneeuwde heel je wereld dicht.

 

En wij, wij werden uitgegomd

tot jij niet meer in ons kon wonen.

 

Toen op een dag omarmen werd verboden

en elke ademtocht kon doden,

 

ben jij veranderd in een zon van geel

een zee van groen, een hemel blauw.

 

Wie schildert nu nog armen om ons heen?

Wie leert de tulpen hoe ze kussen moeten?

 

 

Peter Theunynck

 

 

Of we nog iets wilden drinken (voor J.V.S.) – Hilde Keteleer

Mevrouw J.V.S.  werd geboren op 25 januari 1929 en overleed in WZC Molenkouter te Wichelen op 2 april 2020 aan de ziekte COVID-19. Ze had zes zussen en een broer, zes kleinkinderen en zes achterkleinkinderen.

 

OF WE NOG IETS WILDEN DRINKEN

 

VOOR JVS

 

Een uur na het korte afscheid

is ze ingeslapen voor altijd.

 

Een levensblije mens als zij

die we teruggeven aan de aarde.

Een lieve sterke mens als zij

wie het noodlot niet spaarde.

 

Een moederkloek als zij

die vier keer baarde.

Een oma van zes als zij

die alle klussen klaarde,

 

die elk jaar als Pasen kwam

hen weer mee naar zee nam.

Een oma Jet van bijna zeven

die genoot van het leven,

 

graag samen met hen lachte,

die pannenkoeken bakte

en “Te Brussel” declameerde,

hen goede grappen leerde.

 

Een kantklossende vrouw als zij

die naaide voor de hele bende.

Een sterke vrouw als zij

die nog steeds hun namen kende.

 

Een sociale mens als zij

die drankjes schonk voor het bezoek.

Een hunkerende mens als zij,

naar genegenheid op zoek.

 

Een uur na het harde afscheid

is ze ingeslapen voor altijd.

 

Dag oma Jet, wij maken nu kraaltjesbomen

en nemen je mee in onze liefste dromen.

 

Hilde Keteleer