Nog tot en met Gedichtendag 2022 is Carl Norac Dichter des Vaderlands, maar we grijpen 21 maart, Werelddag van de poëzie, aan om zijn opvolger bekend te maken! De Vlaamse Mustafa Kör volgt de Franstalige dichter op in 2022 en zal twee jaar lang de rol vervullen van Dichter des Vaderlands. Mustafa zal per jaar 6 gedichten schrijven over verschillende thema’s die het hele land aanbelangen.
Read More›STILL STANDING
Hij stapt uit de propvolle trein,
verlaat het mierennest van mensen
die zich naar zee reppen om de dijk
te vullen met hun adem, met papieren bloemen
en om er hun wonden te likken,
Hij loopt naar het theater
en gaat binnen in de lege zaal.
Read More›Tabula rasa
Het jaar kwam eraan geslopen en wij
moeten het met onze adem bekleden.
Tabula rasa maken, zei je.
Maar zie, we gooiden januari al
als een valse belofte overboord,
een weinig brood in de lucht gezaaid
dat de blik van een verborgen vogel vormt.
In een rij lopen we altijd richting verwarring.
Toch betreden we
die gedwarsboomde wegen
met een restje onwrikbaar vuur
in onze kaartenhuizen,
onze zandkastelen, onze hartstochten,
onze dierbare samizdats, onze voornemens.
Om onze overvolle dromen te vervullen,
blijft het, op deze ochtend in februari,
ons pad begaan:
het dralende woordje hoop.
Hoop zonder beven, blinken of moeten.
Hoe ver kunnen we hem,
uit alle macht, ons huis binnenduwen?
We leggen hem op een tafel,
daarna op het amper omgeslagen blad.
Met dat woord als embleem
kunnen we alvast, ver van
de gangbare smoelen, twee lippen
onthullen waar het gedicht binnen kan glippen.
Carl Norac
Vertaling: Katelijne De Vuyst
De heer M.D werd geboren te Doornik op 24 november 1933 en overleed te Sint-Denijs-Westrem op 19 januari 2021. Een hartelijke man die heel erg hield van gezelschap en een glas, maar ook graag zijn eigen weg ging. Als contremaître was hij vroeger werkzaam in een textielbedrijf waar hij verantwoordelijk was voor de kleuringen van stoffen. Het maakte hem heel gevoelig voor combinaties en texturen. Donker paste niet in zijn garderobe. M. was zijn leven lang nieuwsgierig en toegewijd.
credo
Voor M. D.
als je nu eens de ramen opent, kijkt of iets
of iemand binnenwaait, je aan bloemen ruikt
een glas vult, de radio aanzet, klinkt
op de dageraad, niet klaagt, dankbaar bent
je niet laat commanderen
en als je nu eens vindt dat het niet is
omdat je maar van stof bent en tot stof terugkeert
dat je je niet in de beste stof mag hullen, je zulke
geoefende vingertoppen hebt, dat ze van textuur
kunnen proeven, zulke ogen dat ze in kleuren
en patronen verhalen horen
als je nu eens zo wel doet – ça doit être parfait,
pas moins que parfait – en niet omziet
maar tegelijkertijd verwonderd blijft
nieuwsgierig, ja, je niet laat commanderen
en als je dan gaat glunderen, met kinderen
je niet door vooroordelen laat hinderen, de fiets neemt
de auto laat, wijn walst, je neus volgt, arm
in arm met haar de ruwe randen van Ierse
kliffen afwandelt, de woeste winden van de Highlands
opzoekt, kortom, land betreedt
dat zich niet laat commanderen
als je dan, als zij gestorven is, een trage buiging voor
haar maakt, waar je jaren over doet, zo langzaam dat je
naar de grond toe groeit en dat het wel duidelijk is
dat zij het was die je overeind hield, maar
dat je zelfs zo nog grappen maakt, fier knipoogt,
complimenteert, stil maar oplettend geeft en geeft en geeft
zonder dat je je daarvoor ooit liet commanderen, dan
heb je goed geleefd
Sylvie Marie
Meneer A.D.C. werd geboren te Gent op 18 juli 1936 en overleed op 1 december 2020 te Antwerpen. Hij is gedurende zijn leven vaak van beroep veranderd en was onder andere chocolatier, kok, beeldhouwer en aannemer. Hij was een groot verteller die over alles wel iets wist. Hij hield van zijn vrijheid.
EEN WOORDENWISSELING
Je begon met vader, moeder en een naam voor het monster
Onder je bed. Je zocht je weg in de taal van A tot Z en verdwaalde
Dan in een eigen verhaal vol vloekwoorden, liefkozingen, stopwoorden.
Een soldaat leerde je Freiheit zeggen dat klonk als het fluiten
Van een bom. Van sommige zinnen wist je nooit chocolade te maken
Maar meestal had je je mond vol van de naakte wereld. Liefde
Kent de moeilijkste woordenwisseling, weten we, verdriet
Onhoorbare. Er zijn woorden die je inslikt en een leven lang
Voor jezelf houdt. Voor de dood hier landde, had je altijd
Het laatste woord, voor het leven dat op je lippen brandde.
Maarten Inghels
Mijnheer A.V. werd geboren in Merksem op 7 februari 1931 en overleed in Brasschaat op 21 november 2020.
Hij was een man vol vreugde, hij leefde voor menselijk contact, familie en natuur.
voor A.V.
Geen man is een eiland
jij mens van mensen
wandelt door de natuur
speeltuin van je geest
gidst ons op het stille landschap
langs al wie je kent, wie je bent
Je hebt je nooit verstopt
smokkelde steeds het amusement
tussen je woorden mee, nipte de foliekes
guitig uit een borrelglaasje
at een speculaasje tegen het niezen
met een kodakske in je hand
Nu nog grijp je ons vast, ontwikkelt ons
door je blik en legt ons zacht
naast elkaar in je fotoalbums
vouwt ons open als een herinnering
aan het licht dat door de bladeren komt
en landt op je trotse gezicht
Max Greyson
Nu de presidentsverkiezingen hot topic zijn in de Verenigde Staten en ver daarbuiten, besloot Dichter des Vaderlands Carl Norac om een ode aan Amerika te schrijven, zijn Amerika.
Ieder van ons heeft een idee van Amerika in zijn hoofd, gevuld met muziek, boeken, dromen,… Zo ook Carl Norac, die als tiener opgroeide met made in USA, Patti Smith, Walt Whitman, John Cassavetes… Zijn gedicht staat bol van herinneringen die hem dierbaar zijn.
O Captain ! My Captain !
Als tiener gingen we naar de Stock Américain
en kochten er een stukje eldorado.
Gewoon een ruwleren jack, geen goud,
of een bluejeans om de lucht uit te lachen
die hier lang voor de regen verkleurt.
We keerden uit Brussel terug, glimmend
in de boemeltrein, streken onze laarzen glad
en stonden klapwiekend op.
Daarna bracht Lou Reed me naar Berlijn,
Jack London naar de noordpool
en Patti Smith naar Charleville.
Een paar Shadows van Cassavetes gaven me zin
de camera van een cent te kopen waarmee
ik de andere waarheid van de wereld zou zeggen,
die al voor de deur stond, binnen adembereik.
Filmclub op school: op de poster
lazen we lachend It’s terrific!
Orson staarde ons aan als een Citizen Kane
die na de aftiteling wellicht
zou verdwijnen – niet dus.
Braafjes leerden we over de Revolutie,
erfenis van de verlichting, onze ideeën liepen rood
aan bij het bier, raakten hun schuchterheid kwijt,
of ze baden op witte graven.
We doodden onze zondagen op de weg
maar ver raakten we niet,
easy riders op crazy bikes
of weiland- en brandnetellopers,
die maiskolven jatten,
maar altijd het hoge woord, zoals Kerouac.
Ik weet nog dat Grassprietjes
van Walt Whitman als een fijn refrein
in mijn mouwen zaten gevouwen.
Vreemd hoe vannacht alles verkommert
onder een slecht verstelde vlag,
maar de schim van de dichter,
die zich tot Lincoln richtte, trekt voorbij,
daar in het land van de grote koorts,
dolend alsof hij stemmen wil tellen:
O Captain! My Captain!
En samen met hem fluister je zacht,
zonder commentaar, zonder zang:
O Captain! My Captain! zeg me,
waar gaat mijn Amerika naartoe?
Carl Norac Nacht van 3 op 4 november 2020
Vertaling: Katelijne De Vuyst
DE TROOST VAN BACH EN MOZART
in memoriam voor de Ninoofse Corona- slachtoffers
Onzichtbaar maar genadeloos trefzeker,
sluipend cobragif dat de longen lam legt en
plots venijnig opduikt uit het onschuldig niets:
de tirannieke tandem Corona-Covid 19, al maanden
nergens welkom maar wel wereldwijd aanwezig.
De lente en zomer van dit horrorjaar liggen
loom bedolven onder de uitgestorven hitte
van de voorbije zon, op begraafplaatsen
de verwelkte bloemen van het virusleed,
zij die eenzaam door de dood zijn weggemaaid.
Behoedzaam schrijf ik mijn warmste woorden
op de hemelse muziek van het Requiem van Mozart,
de troostende klanken van Bachs Mattheus Passie,
zuiverende zalf op de dagelijkse wonden
van allen die gekwetst achterblijven.
Willie Verhegghe
Stadsdichter van Ninove
oktober 2020
BUS NAAR NERGENS
De straat is donker en mijn hart.
Een late bus verlicht mijn blik:
een kleine schouwburg in de grote stad.
Mensen zitten er in spaarzaam licht.
Eenzame spelers wachtend
op een teken om te bewegen.
Hun grijze zwijgen vult de scène.
Ze kijken door mij heen.
Ze lijken bij zichzelf binnen te kijken.
Ik wacht in een bloedplas van licht
in dat korte ogenblik dat alles rood is
en de bus naar nergens rijdt.
Er staat iemand achterin, iemand die mij ziet,
die mij herkent of niet? Iemand die haast
onmerkbaar naar mij lacht. Iemand
die traag de arm opheft, een mooie oude tak
waarvan de bladeren zacht trillen in de wind.
Iemand die wil zeggen: wees niet bang,
er wordt op mij gerekend voor het eten,
maak je niet druk om mij, straks kom ik
thuis en zit ik in een zetel.
Het licht wordt groen. De bus vertrekt.
De nacht neemt iemand in de armen.
De straat is donker en mijn hart is licht.
Peter Theunynck
KORT
Ik was nog lang niet met je klaar,
mijn puzzel was niet uitgelegd, kijk maar,
een handvol stukken zit nog in de doos,
er zijn nog zwarte gaten in de tafel.
Ik had zo graag je kinderen hun kinderen
zien klimmen in de boomhutten van ons,
de vensters van hun ogen in het donker,
de witte rupsjes van hun vingers.
Ik had nog willen zwemmen
in een vuurwerk van gekleurde vissen,
mijn trouwring willen vinden in de goot,
de eikels in de oorlogskoffie ruiken.
Nog een keer proeven van het sneeuwland
van mijn vader, de poedersuiker op de wafels,
de weerlicht van de ijsvogel, de trage slagen
van de ooievaar en hoe je lachte toen.
Had ik nog kunnen zeggen dat je handen
in mijn haar als zomernachten kwamen,
je stem de solemio deken van mijn winters was.
Het was te kort. Een andere keer misschien.
Peter Theunynck